De hoop.
Voor als je er ook een beetje zenuwachtig van wordt.
Ik heb besloten dat hoop een gek ding is. Althans, het woord “hoop” is op zich niet heel gek. Hopen als werkwoord, dat is gek. Het is namelijk helemaal geen werkwoord. Althans, dat is wat dus wat ik heb besloten. Het klinkt ingewikkeld, maar ik ga een poging doen om het uit te leggen.
Hoop is de onschuld zelve. Dat is er gewoon ineens. Zonder dat je daarom vraagt. Zonder dat je er iets voor doet. Hopen, daarentegen, wekt de indruk dat je actief hoop oproept. En daar gaat het mis. Ik wil heel vaak helemaal niet hopen. Dan doe ik ontzettend mijn best om alle hoop weg te wensen. Eigenlijk zou “onthopen” of “dehopen” een werkwoord moeten zijn. En man, wat is niet-hopen een opgave. Het proberen alle hoop weg te wuiven, terwijl de hoop – pestkop – helemaal niet weg wil gaan en toch ergens diep van binnen blijft zitten, is een van de weinige activiteiten die ik de afgelopen jaren tot in de puntjes heb proberen te perfectioneren. Met de nadruk op “proberen”, want ik ben er toch achter gekomen dat ik het niet kan. Ik, Ted Wijnen, kan niet niet-hopen.
En hoewel die hoop lange tijd ijdel leek, lijkt het er inmiddels op dat we tóch mogen hopen. Maar die overgang gaat natuurlijk niet zomaar. Ik neem je mee door de reis die ik noem: de cursus omgaan met teleurstellingen gaat wederom niet door heel misschien tóch door.
Fase 1 | Laat me met rust. Ja, ja… De volgende aankondiging dat er weer dingen mogen. Alle mitsen en maren wordt vergeten door menigeen, maar mij hebben ze niet. Há! Het zal toch wel allemaal niet mogen, ik laat me niet weer gek maken. Hoop: “maar héél, héél, héél misschien…” Daar is ‘ie weer, dat ieniemienie beetje hoop dat toch een poging doet om je je te laten verheugen op iets wat zeer waarschijnlijk niet komen gaat. Vakkundig probeer ik ‘m te negeren. Ik laat me er niet weer in luizen.
Fase 2 | Zou het dan toch? Kijk, het grappige van hoop is dat als er maar een héél klein beetje van aanwezig is, dit sprankje hoop als een tierelier groeit wanneer er een tikkeltje andere hoop in de buurt komt. De meeste mensen hebben die hoop de afgelopen periode niet durven uitspreken, maar als je er stiekem toch achter komt dat iemand een ietsiepietsie hoop heeft, begint het hoopje dat in je zit te glunderen. Zou het dan toch? Nee joh! Hoop: “maar als anderen ook hopen, dan is het misschien toch gegrond?” Nog steeds probeer je de hoop de mond te snoeren, maar het gaat allemaal met stukken minder overtuiging dan in fase 1.
Fase 3 | Oké, volgens mij gaat het gebeuren. Potverdriedubbeltjes, het gaat door! Alles gaat weer door. Maar nee, dat kan toch helemaal niet? Ik word er een beetje zenuwachtig van. Waar is de verborgen camera? Want dit is een grap toch? Hoop: “nee gekkie, dit is een grap. Hé, ho, let’s go!” O. Ja. Oké. Woehoe! Wacht… Wat moet ik aan? Hoe lach ik ook alweer zonder mondkap? Kan ik dan nu dingen gaan plannen? En weer met vreemde mensen praten, hoe ging dat ook alweer? Oké, IK HEB ER ZIN IN! Maar misschien is het wel helemaal niet zoals het was? Helemaal te gek, WE MOGEN WEER! Ik ben toch een beetje zenuwachtig.
Een beetje onwennig begin ik plannen te maken. Een beetje onwennig zet ik mijn eerste carnavalsliedje op. In m’n oortjes. Eerst een kijken of dat al kan. Een beetje onwennig begin ik mentaal mijn verkleedpakjes bij elkaar te zoeken. Het is allemaal nog wat onwennig, maar hé, ik doe mijn best.
Stapje voor stapje probeer ik mijn hoop me te laten leiden. En hopelijk kan ik binnenkort, heel binnenkort, mijn hoop weer in al zijn glorie laten flaneren.
Komentarze