De anderhalve meter.
Voor iedereen die soms op de automatische piloot gaat
Het coronavirus. Ook wel bekend onder de supersonische naam COVID-19. Maar dat bekt net wat minder lekker. Ik weet het, je wordt er mee doodgegooid. Er is niets anders meer op TV. Er is niets anders meer op de radio. Er is niets anders meer op de sociale kanalen (behalve dan alle heimwee berichten met foto's van voor de coronatijd, maar eigenlijk zijn dat dus ook weer indirect berichten over corona). Hoe je het ook wendt of keert, je kan er niet omheen. En hoewel ik normaal over dingen schrijf die eigenlijk te onbelangrijk zijn om beschreven te worden, waag ik me dit keer aan het wereldberoemde coronavirus.
Ik kan er namelijk ook niet meer omheen. Een van de weinige dingen waar ik niet omheen kan trouwens, want verder hou ik braaf 1.5 meter afstand. En dat is nu precies waar ik het even over wil hebben: de anderhalvemetersamenleving. Of de anderhalve-meter-samenleving. Anderhalvemeter samenleving? Het woord zelf zit nog niet helemaal in mijn repertoire (al vraag ik me af of meneer Van Dale zelf dit woord al erkend heeft), maar het principe zit erin geramd. Sterker nog, ik betrapte mezelf er laatst op dat ik het misschien iets te serieus neem.
Zoals de halve wereld met mij, wandelde ik weer eens een rondje. Gewoon, een stuk of 12 km. Niks raars. Niks raars in coronatijd. In coronatijd is raar gewoon en gewoon raar. Enfin, ik liep dus in mezelf hummend op de stoep toen ik in de verte iets zag naderen. Onmiddellijk gingen de alarmbellen af. "Denk aan de anderhalve meter", hoorde ik Rutte in mijn onderbewustzijn. Ik scande de omgeving en probeerde in te schatten welke route me zo ver mogelijk bij het naderende obstakel uit de buurt zou houden. In een mum van tijd had ik drie mogelijke scenario's uitgedacht. Ga ik via de kant van de huizen en neem ik het risico dat ik net de 1.35 meter aantik of speel ik op safe en ga ik, met gevaar voor eigen leven, de weg op? Verstandig als ik ben, stapte ik van de stoep af en passeerde keurig op 1.5 meter afstand. Nou Ted, keurig gedaan weer. Rutte zou trots op me zijn.
Voldaan liep ik verder en keek nog één keer achterom. Zag ik dat nu goed? Mijn pas vertraagde. Het besef begon langzaam in te dalen. Voorzichtig keek ik om me heen. Zou iemand het gezien hebben? Pas toen ik zeker wist dat er geen publiek was, liep ik weer door. Het sloeg in als een donderslag bij heldere hemel. Ik heb zojuist 1.5 meter gehouden van een vuilcontainer. Een vuilcontainer!
Het moet toch niet gekker worden, Ted.
Het moet niet gekker worden.
Comentarios